*door Mieke Aerts.
Je kunt beroemd zijn en je kunt dood zijn, maar pas als je beroemd èn dood bent kun je terecht komen in een zogeheten canon. Het helpt daarbij enorm dat je al wat langer dood bent, bij voorkeur meer dan een halve eeuw, want dan kan een eventueel wat sleets geworden reputatie worden opgefrist door een nieuwe generatie die zich niet wil verdiepen in de polemieken van een voorbije tijd.
De negentiende-eeuwer John Stuart Mill is zoiets overkomen. Hij belandde in de twintigste eeuw zelfs in twee canons, die van het liberalisme en die van het feminisme. En sindsdien valt regelmatig te lezen hoe belangrijk de denker Mill – al dan niet in tandem met zijn geliefde Harriet Taylor – is geweest voor de verbreiding van het idee dat vrouwen gelijke rechten zouden moeten hebben. Mills geschrift The subjection of women uit 1869 wordt prompt getypeerd als Das Kapital of de bijbel van het feminisme – al naar gelang het referentiekader van de commentator. Het wordt weer regelmatig herdrukt en verschijnt op alle literatuurlijstjes die in het kader van genderstudies zijn opgesteld voor de cursus Feministische Klassieken.
Mill zelf is te boek komen te staan als de voorloper van alle feministische golven en als een van de weinige mannen die zowel in zijn politieke activiteiten als in zijn privé-leven het feminisme daadwerkelijk in praktijk bracht. Daarmee is hij de ideale kampioen geworden van iedereen die het feminisme bij uitstek als een liberale verworvenheid wil zien, of omgekeerd: die de aantrekkelijkheid van liberale principes wil voorstellen in de gedaante van een scherpzinnige en nota bene ook nog feministische man. (meer…)