We weten allemaal hoe moeilijk het is voor mensen of organisaties is om van slechte gewoontes af te komen. Vrijwel al het werk dat in de sociale sector wordt verricht draait direct of indirect om de vraag hoe we onszelf en anderen kunnen afhelpen van slechte gewoontes en tunnelvisie of groepsdenken kunnen voorkomen.
Dat geldt voor ambtelijke organisaties, maar het geldt ook voor het leven zelf. Dag in dag uit lezen we over ouders die zichzelf of hun kinderen verwaarlozen, over jongeren die op school hun draai niet kunnen vinden, over jeugdbendes die buurten onveilig maken, over hulp die averechts werkt. Telkens blijken mensen vast te zitten in routines en praktijken die niet goed werken.
Vervolgens proberen we dat allemaal te veranderen. In ons persoonlijk leven willen we bijvoorbeeld minder eten, drinken of roken. In de politiek willen we af van falend beleid. Vaak weten we van onszelf en van elkaar precies wat we fout doen. Maar helpen doet dat inzicht nauwelijks. Het is alsof we een virus in onze computer hebben waar we maar niet van af kunnen. ‘Opnieuw formatteren’ is dan de enige remedie.
En inderdaad, mensen laten zich moeilijk van een eenmaal ingenomen standpunt afbrengen, ze zijn geneigd dissidente geluiden te negeren en ze omringen zich het liefst met gelijkgestemden. Op die manier zetten ze zichzelf vaak hopeloos vast. En dan blijkt weer eens hoe moeilijk het is van vastgeroeste routines en tradities af te komen.
Natuurlijk proberen we van onze fouten te leren. Vaak blijkt dat we daartoe niet zozeer een betere leeromgeving nodig hebben, als wel een betere ‘afleeromgeving’. Dat houdt in dat je mensen soms het beste helpt door hen in staat te stellen hun omgeving te verlaten en een nieuwe op te zoeken. Het kost dikwijls veel meer moeite op oude plekken de spelregels te veranderen dan elders opnieuw te beginnen. Succes is niet verzekerd, maar het opzoeken van een nieuwe omgeving helpt.
Van verslaafden weten we al lang dat we hen uit hun omgeving moeten halen, maar er zijn legio andere voorbeelden. Arbeiders uit ontwikkelingslanden zijn hier in Nederland direct vele malen productiever dan in het land waar ze vandaan komen. Toch weet niemand hoe je het recept voor die productiviteitsverhoging naar die landen kunt exporteren. Kinderen die op een slechte school zitten doen het vrijwel direct beter als je hen op een goede school plaatst. Toch weet niemand hoe je slechte scholen in goede kunt veranderen. Meestal vergt dat jaren. Tot slot een laatste voorbeeld. Ondanks de miljarden die in de economie van Oost Duitsland zijn gepompt ging het in Oost Duitsland pas economisch goed toen de ‘Ossies’ massaal naar West Duitsland trokken om daar te gaan werken. Het is pas in de laatste jaren dat de economie in Oost Duitsland enigszins begint te draaien.
We weten niet precies waarom, maar door mensen in nieuwe omgevingen te plaatsen kan je soms wonderen verrichten. Elders opnieuw beginnen helpt beter en sneller dan ter plekke de boel veranderen.
Het zou mooi zijn als we dit inzicht ook institutioneel vorm kunnen geven. Dat zou je in de sociale sector kunnen doen door bewust ‘vrijplaatsen’ te scheppen waar mensen die dat willen met nieuwe regels en inzichten kunnen experimenteren.
Dat werkt wellicht beter dan oude plekken te willen vernieuwen. Het nare van de huidige situatie is dat alle bestaande organisaties in een permanente staat van reorganisatie verkeren. Dat werkt niet goed. Het maakt mensen murw. Het zou veel beter zijn als enthousiaste mensen elders een nieuwe organisatie oprichten en vervolgens de tijd krijgen om te bewijzen dat ze het beter doen. Mocht dat zo zijn dan is het makkelijker anderen van de zin van de nieuwe regels te overtuigen en te kijken of je de praktijken die in de nieuwe organisatie zijn ontwikkeld in de oude kunt overnemen. Bestook menen niet constant met vernieuwingen, maar werk die eerst elders uit. En doe dat met mensen die daar uit overtuiging voor gekozen hebben.
Kortom, door ‘vrijplaatsen’ te creëren waar mensen opnieuw kunnen beginnen zouden we er voor kunnen zorgen dat slecht werkende organisaties dankzij het voorbeeld van de nieuwe langzaam maar zeker hun greep op het dagelijks leven verliezen.
De sociale sector zou in dat opzicht gebaat zijn bij een fonds waar mensen kunnen aankloppen die nieuwe vormen van zorg, onderwijs, of diensten willen opzetten. Laat een team van deskundigen aanwijzen waar de grootste sociale problemen liggen. Schrijf een prijsvraag uit waar aanhangers van nieuwe ideeën op kunnen intekenen. Laat hun plannen door het team beoordelen en geef ze voldoende tijd, geld, ruimte en armslag om hun ideeën in praktijk te brengen. Kijk na verloop van tijd of ze in hun opzet geslaagd zijn.
Het is veel verstandiger nieuwe organisaties te creëren en af te wachten wat dat brengt dan permanent de rot uit oude organisaties te willen verwijderen. Beter opnieuw formatteren dan eindeloos aan het oude programma morrelen.
Volgens mij heb je gelijk. Het blijkt wel, dat de markt een stuk beter is in het creëren van dergelijke ‘vrijplaatsen’ dan de overheid. De overheid moet immers altijd kunnen verantwoorden wat ze met ons geld doen, terwijl je jezelf in de markt zelf mag en moet bewijzen.
Het is in sommige gevallen gelukt om dit soort ‘vrijplaatsen’ te creëren tussen markt en overheid in. Buurtzorg is daarvan een voorbeeld, waar verpleegkundigen samen, dus los van de bureaucratie van de thuiszorg, in wijken werken. Of de befaamde Thomashuizen, die concurreren door gehandicapte kinderen in gezellige omgevingen op te vangen in plaats van in Oostblokachtige complexen.
Helaas is de bestaande sector er vaak als de kippen bij om de eigen ‘markt’ te beschermen, bijvoorbeeld door looneisen te stellen, waardoor de concurrenten die hun producten goedkoper aanbieden niet meer interessant zijn als werkgever.
Kortom, het kàn, wat Pieter voorstelt. Moeten we alleen wat meer marktwerking toestaan.
Eigenlijk stel je dat mensen zich makkelijk weten aan te passen aan hun omgeving, maar dat het in het algemeen lastig is om gevestigde omstandigheden te veranderen.
Ik snap nog niet goed waarom het veranderen van die omstandigheden eenvoudiger zou worden wanneer je een nieuw instituut opricht náást een oud instituut, dan wanneer je een oud instituut hervormt.
Om een nieuwe manier van werken of een nieuw idee de plek van een bestaand idee in te laten nemen heb je tenslotte meestal ook een aanpassing van het bestaande idee nodig. Dat gevestigde instituut moet zich er bijvoorbeeld bij neerleggen dat het irrelevant is geworden en ruimte scheppen voor wat nieuws. Tenzij je inderdaad marktwerking als uitgangspunt neemt, zodat het nieuwe het oude kan wegconcurreren, stuit je dan toch gewoon weer op hetzelfde probleem van inflexibiliteit?
Volgens mij haal je een paar dingen door elkaar:
Soms is veranderen in een nieuwe context wat makkelijker, maar dan moet je wel al het besluit hebben genomen te willen veranderen.
Sommige nieuwe initiatieven komen beter tot hun recht buiten de bestaande organisatie.
Echte veranderingen komen meestal van buiten en creeeren een schrik en schokeffect, waardoor zaken een beetje in beweging komen.
Als je iets wil veranderen, moet je zelf veranderen, de kans is redelijk dat dan je omgeving een beetje met je mee verandert. Vaak willen we iets veranderen zonder zelf te veranderen.
Bedankt voor de reacties
1. Ik begrijp dat Irene aan meer markt denkt, maar dat hoeft volgens mij niet. Ik ben overigens niet tegen meer markt, integendeel, maar ik denk dat je ook ‘vrijplaatsen’ kunt creëren zonder meer markt te introduceren.
Ik erken dat de strijd tegen de zittende machten inderdaad een groot probleem is, maar juist daarom pleit ik voor ‘vrijplaatsen’. Op die manier kan je de zittende machten omzeilen. Maar het is waar dat zij zulke zulke plekken zullen moeten organiseren en het is de vraag of ze dat zullen doen. Niemand zit op dat soort concurrentie te wachten en dat geldt ook voor bedrijven op de markt: als het even kan zullen ze de markt proberen die uit te schakelen
2. Marina heeft gelijk, maar ze formuleert precies wat m’n bedoeling is. Als eenmaal duidelijk wordt dat de nieuwe organisatie beter werkt (beter in de zin van meer tevreden mensen, efficiënter je doelen halen, goede dienstverlening, meer plaats voor creatieve oplossingen, minder verkokerd en verstard), dan zal de oude organisatie steeds meer terrein verliezen. Nieuwe bedrijven concurreren oude op den duur weg, eenvoudig omdat de meeste mensen liever voor het nieuwe bedrijf werken. Dat komt omdat de arbeidsverhoudingen daar beter zijn en het salaris vaak hoger is.
3. Wat Jan Peter zegt klopt: geef enthousiaste mensen die geloven dat het anders kan een kans het opnieuw te proberen zonder te veel gehinderd te worden door de macht van oude gewoonten of door bazen en managers die het niet zien zitten. De reden dat opnieuw beginnen verstandig is heeft te maken met twee dingen: 1. de taaie macht van oude gewoonten en 2 coördinatie-problemen: het is erg moeilijk iedereen tegelijk van het nieuwe idee te overtuigen. Beter dus om degenen die er in geloven de kans te geven het buiten de directe horizon van het oude bedrijf opnieuw te proberen. Dan kunnen anderen als het werkt daar later vrijwillig bij aansluiten, in plaats van dat hun de ene na de andere hervorming door de strot wordt geduwd. Constante reorganisatie binnen het oude bedrijf maakt mensen murw: grote kans dat ze de hakken in het zand zetten.
5. Tot slot: waarom niet ‘meer markt’? Omdat ik niet de hele rimram wil die daarbij komt en die er voor zorgt dat zaken via de weg van de privatisering aan het politieke bestuur worden onttrokken. Het middels privatisering op afstand zetten van publieke diensten werkt niet goed. Dat geeft allerlei koepels te veel macht. De publieke zaak is al genoeg uitgehold. Als ‘meer markt’ zou betekenen dat die nog verder wordt uitgehold, dan zou ik daar tegen zijn.
het concept van de lerende organisatie van oa peter senge biedt mooie aanknopingspunten hiervoor en kan een vertrekpunt zijn voor het creeren van vrijplaatsen waarin gezamenlijk leren centraal staat. persoonlijk meesterschap is hierbij een belangrijke voorwaarde
Een van de redenen dat de markt beter is in broedplaatsen of innovaties is omdat de markt niet “representatief” is. Innovatie ontstaan vaak door nog niet gevestigde belangen, doelen en maatschappelijke krachten die zich verbinden. De overheid werkt juist vertragend op het ontstaan van die verbindingen.
Een mooi voorbeeld is de innovatie in het onderwijs. Bijna alle innovaties komen door gedreven individuen. Pas later krijgt de overheid een rol (kwaliteitsborging, standaardisering, wetgeving aanpassen).
Eigenlijk stel je dat mensen zich makkelijk weten aan te passen aan hun omgeving, maar dat het in het algemeen lastig is om gevestigde omstandigheden te veranderen.